Onze taaladviezen
Tekstschrijven is een vak. En bij het schrijven van teksten komen veel taalvragen voorbij. Dit naslagwerk geeft erop antwoord. Het is bestemd voor iedereen die heldere en informatieve teksten wil schrijven en vloeit voort uit onze jarenlange praktijk.
Getallen
Aan begin zin
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden
Zinnen beginnen altijd met een hoofdletter. Maar waar komt de hoofdletter als de zin met een cijfer begint, zoals in 80% verzuimde naar het werk te gaan? Nergens. Alléén het eerste woord van de zin begint met een kapitaal. Als dat eerste woord door een of meer cijfers wordt uitgedrukt, dan kan deze algemene regel niet werken en blijft de beginkapitaal weg (in tegenstelling tot wat tegenwoordig gangbaar is in bijvoorbeeld de Volkskrant).
Getallen kun je schrijven in cijfers en in letters. Vaste regels zijn er niet voor, maar er zijn wel algemeen aanvaarde afspraken.
Getallen tot en met twintig, maar ook de ronde getallen daarboven, schrijven we in lopende teksten in letters: twee, acht, zeventien, dertig, 33, honderd, 120, twee miljoen.
In berekeningen, bedragen, percentages en andere weergaven van exacte getallen gebruiken we cijfers. In de officiële notatie van bedragen en maten gebruiken we alleen maar cijfers: 2 2 = 4, 6 euro, 13 procent, 11 doden, 11.234 doden, EUR 11.000, 120.000 km.
Voor grote ronde getallen in lopende tekst combineren we cijfers en letters: 23 duizend doden, 145 miljard euro, 17 duizend kilometer.
In zinnen waarin getallen in cijfers én letters voorkomen door toepassing van dezelfde regels, kiezen we voor alleen cijfers: Van de 46 sollicitanten hebben we er uiteindelijk 11 uitgenodigd op gesprek.
Vanaf tienduizendtallen in cijfers plaatsen we een punt voor het derde cijfer van rechts: 2100, 21.000.
Voor rangtelwoorden gelden grofweg dezelfde regels als voor hoofdtelwoorden.
Rangtelwoorden tot en met twintig, maar ook de ronde getallen daarboven, schrijven we in lopende teksten in letters: tweede, achtste, dertigste, honderdste.
Rangtelwoorden in cijfers schrijven we bij voorkeur altijd met een ‘e’ erachter en zonder superscript (1e): 1e, 14e, 23e. Toepassing van superscript is overigens wel toegestaan, evenals het hanteren van de 'uitspraakvorm': 1ste, 2de.